De telecommarkt in België wordt gereguleerd, met het BIPT als regulator. Het BIPT stelt marktanalyses op waarbij aan de dominante operatoren op de markt verplichtingen kunnen worden opgelegd, zoals de verplichting om andere operatoren toegang te geven tot hun infrastructuur.
In het geval van de breedbandmarkt, werden in het besluit van het BIPT van 29 juni 2018 betreffende de analyse van de markten voor breedband en televisieomroep Proximus, Telenet, Voo en Brutélé op deze markt aangeduid als een operator met aanmerkelijke marktmacht. In die hoedanigheid zijn ze aan een aantal voorwaarden onderworpen, waaronder prijscontrole. Proximus is gereguleerd voor zijn koper- en glasvezelnetwerk.
Meer informatie over de maatregelen die aan Proximus werden opgelegd met betrekking tot zijn glasvezelnetwerk, is te vinden in de rubriek over de regulering door het BIPT.
Er bestaat momenteel geen algemene regulering rond glasvezelnetwerken, die eisen zou opleggen aan het type glasvezelinfrastructuur dat moet aangelegd worden. Een telecomoperator is vrij het netwerk van zijn keuze uit te rollen, tenzij deze werd aangeduid als een operator met aanmerkelijke marktmacht en concrete verplichtingen daaromtrent werden opgesteld. Momenteel is dit niet het geval, en worden er aan Proximus (de operator met aanmerkelijke marktmacht) geen concrete verplichtingen opgelegd over de architectuur van zijn glasvezelnetwerk.
In principe is iedere operator vrij om zijn eigen tarieven te bepalen, tenzij deze operator door het BIPT werd aangeduid als een operator met aanmerkelijke marktmacht (zie beschrijving hiervan) en hem de verplichting van prijscontrole werd opgelegd. Deze prijscontrole geldt steeds op de wholesalemarkt (de tarieven voor andere operatoren die van het netwerk willen gebruikmaken), dus niet wat de tarieven voor eindgebruikers betreft.
Wat glasvezelnetwerken betreft, werd Proximus aangeduid als operator met aanmerkelijke marktmacht, en bijgevolg worden zijn wholesaletarieven door het BIPT gereguleerd. Meer informatie hierover is te vinden in de rubriek over de regulering door het BIPT.
Ja, iedere operator heeft het recht een eigen glasvezelnetwerk aan te leggen, overeenkomstig de wet van 21 maart 1991; uiteraard moet daarbij aan alle nodige vergunningsverplichtingen e.d. voldaan worden. Indien deze partij via dit netwerk telecomdiensten wil aanbieden, moet zij zich registreren als telecomoperator bij het BIPT. Aan het statuut van telecomoperator zijn (naast een aantal plichten) een aantal rechten gekoppeld, zoals het recht op het gebruik van het openbaar domein en het recht om steun te nemen op muren en gevels aan de kant van de openbare weg. Dit alles staat beschreven op de pagina die de rechten en plichten van operatoren beschrijft.
Het klopt dat het aanleggen van meerdere glasvezelnetwerken kan leiden tot meer overlast. Bovendien kan een zelfde glasvezelnetwerk gedeeld worden door meerdere operatoren, al kan het soort toegang verschillen naargelang van het soort glasvezelnetwerk (zie ook de pagina over actieve en passieve toegang).
De aanwezigheid van meerdere telecomnetwerken kan echter de concurrentie versterken. Als er één glasvezelnetwerk is, bepaalt de operator die dit glasvezelnetwerk uitrolt immers de toegangsvoorwaarden voor andere operatoren. Meerdere infrastructuren kunnen dus de concurrentie verbeteren en zo de prijzen verlagen voor de inwoners van uw gemeente/stad. Belangrijk is ook het feit dat iedere telecomoperator het recht heeft om zijn glasvezelnetwerk aan te leggen, en daarvoor de openbare ruimte en de gevels te gebruiken, ongeacht het feit of er al dan niet een glasvezelnetwerk aanwezig zou zijn. Het is aan de operator om uit te maken of hij hierin een positieve business case ziet. Operatoren zijn er echter in veel (voornamelijk gedeeltelijk verstedelijkte en rurale) gebieden niet toe geneigd om te “overbuilden” (het bouwen van een netwerk als er al een netwerk aanwezig is) omdat dit de rentabiliteit van de investering verlaagt.
Glasvezelnetwerken zijn de netwerken van de toekomst die de Europese connectiviteitsdoelstellingen helpen verwezenlijken. Voor de steden en gemeenten is een belangrijke rol weggelegd om de uitrol van dergelijke netwerken te stimuleren. De uitrol van een glasvezelnetwerk is voor de betrokken operator een eenmalig omvangrijk investeringsproject dat de connectiviteit van de inwoners van uw gemeente of stad voor vele jaren in de toekomst verzekert. In die zin onderscheidt dit soort uitrol zich van (herstellings)werkzaamheden aan andere nutsvoorzieningen die meestal op zeer specifieke locaties plaatsvinden en niet over een dergelijk grote zone. Het BIPT kan alleen maar aanmoedigen dat steden en gemeenten hiermee rekening houden en zich flexibel opstellen bij het uitvoeren van de administratieve procedures, ook indien meerdere operatoren een glasvezelnetwerk wensen aan te leggen.
Elke operator die als dusdanig geregistreerd is bij het BIPT kan zich beroepen op de bepalingen van de wet van 1991 om gebruik te maken van het openbaar domein. Dit alles staat beschreven op de pagina die de rechten en plichten van operatoren beschrijft.
Een open glasvezelnetwerk is een glasvezelnetwerk waarover andere operatoren (dan de operator die het glasvezelnetwerk uitrolt) hun diensten kunnen aanbieden. Er zijn wel verschillende gradaties van “open”.
Indien het netwerk passieve toegang mogelijk maakt, dit wil meestal zeggen dat een andere operator toegang heeft tot de glasvezel zelf in een point-to-pointglasvezelnetwerk, kan de andere operator zijn eigen apparatuur gebruiken en is de flexibiliteit en onafhankelijkheid het grootst.
Indien het netwerk enkel actieve toegang mogelijk maakt, bijvoorbeeld over point-to-multipointglasvezelnetwerken, zijn de andere operatoren ook gebonden door de mogelijkheden van de apparatuur van de operator die het netwerk aanbiedt, en de keuzes die hij maakt qua aanbod. Bij actieve toegang is een andere operator dus minder in staat om zich te differentiëren, wat minder gunstig is voor het concurrentievermogen.
Meer informatie over het verschil tussen actieve en passieve toegang is te vinden op deze pagina.
In principe heeft iedere operator het recht om zijn glasvezelnetwerk aan te leggen, en daarvoor de openbare ruimte en de gevels te gebruiken. Puur op basis van de reden dat er al een glasvezelnetwerk aanwezig is, kan de aanleg van een tweede glasvezelnetwerk dus niet geweigerd worden.
Hoewel de extra werkzaamheden in de straat tot tijdelijke overlast kunnen leiden, zal de aanwezigheid van meerdere telecomnetwerken de concurrentie versterken.
Operatoren zijn echter meestal niet geneigd tot “overbuild” (het bouwen van een netwerk als er al een netwerk aanwezig is) omdat dit de rendabiliteit verlaagt. Deze keuze komt echter enkel toe aan de operator zelf.
De wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven verlenen een aantal rechten specifiek aan telecomoperatoren en leggen ook enkele verplichtingen op. Zo heeft elke operator recht op het gebruik van het openbaar domein of om kabels op façades aan te leggen. Dit alles staat beschreven op de pagina die de rechten en plichten van operatoren beschrijft.
De belangrijkste bevoegde instanties zijn de lokale besturen, de wegbeheerders en de regionale instanties die vergunningen afgeven.
Het BIPT heeft een lijst van bevoegde instanties opgesteld. Deze lijst is niet exhaustief.